het dragen van een jodenster


Helemaal aan de andere kant van de stad, in Noord gebeurde ook iets opmerkelijks, zij het dan dat het bijna een jaar later was. Begin mei 1942 werden de Joden verplicht op hun kleding een Davidster te dragen, van gele stof. Ze moesten die zelf kopen, vier sterren tezamen voor 16 cent en bovendien één textielbon van het distributie-rantsoen.
Op de Resedaschool aan de Wingerdweg stond juffrouw Femmigje de Vries voor de klas, 35 jaar oud. Zodra de ster verkrijgbaar was, schoof ze bij een kantoor van de Joodsche Raad ook in de rij, schafte de vier sterren aan en naaide er eentje volgens het voorschrift op haar jas. De volgende dag ging ze zo naar school, op de fiets helemaal van de Amstellaan, waar ze bij haar ouders woonde, dwars door de binnenstad en over de pont achter het Centraal Station.
Wie het opmerkte en waar ze werd gepakt, dat weten we (nog) niet. Wel dat het maandag 4 mei 1942 was en dat ze 'ter in bewaring stelling' was opgebracht op bureau 5, 'terzake het onbevoegd dragen van den z.g. "Jodenster" - ze werd overgebracht naar de Sicherheits Dienst in de Euterpestraat. Daarna heeft ze zes weken gevangen gezeten aan het Kleine-Gartmanplantsoen en toen ze weer vrij kwam, was ze ondertussen ontslagen als onderwijzeres 'wegens haar houding jegens het gezag'  . tja wat konden de bezetters haar anders verwijten. Geen uitkering, helemaal niets kreeg ze.

Gelukkig kon ze bijna meteen aan de slag in een administratief baantje bij de 'Onderlinge Nederlandsche Molestverzekerings Maatschappij'. Daar leert ze Henri Jansen kennen, hij is boekhouder en tien jaar ouder dan Femmigje. Ze gaan samenwonen, in 1943 en trekken in bij Henri's moeder, de weduwe Jansen, in de Uiterwaardenstraat op nr 34 - III. Om het niet ingewikkeld te maken (was Henri haar chef ?) neemt ze een andere baan, bij de Rijkspostspaarbank.
Bijna meteen na de bevrijding mag ze terugkeren op haar Resedaschool. Ze wordt per september 1945 weer vast benoemd, maar omdat ze in juli 1946 met Henri Jansen trouwt, eindigt haar vaste betrekking dan. Ze mag wel tijdelijken en doet dat eerst op de Resedaschool gedurende de schooljaren 46/47 en 47/48. Daarna heeft ze wel 40 andere tijdelijke aanstellingen in het onderwijs, en in 1959 wordt ze weer vast benoemd.

Femmigje is naast een enkele onderwijzer die ontslagen werd wegens hulp aan joden (onderduiken), zo ver mij bekend, de enige niet-joodse leerkracht die door haar openlijke houding jegens de bezetter in de problemen kwam. In juli 1947 kreeg ze rechtsherstel met financiële compensatie over de periode dat ze niet in het onderwijs werkzaam was geweest.

Misschien weet iemand die dit leest, meer over Femmigje.

 

notitie DE AANKONDIGING